Het water dat je drinkt moet worden afgemeten:
je krijgt niet meer dan een zesde hin, elke dag weer. Ook moet je nog een gerstekoek eten die je voor ieders ogen moet bakken op menselijke uitwerpselen. Zo zullen alle Israëlieten in onreinheid hun brood eten, want Ik zal ze verbannen naar andere volken.’ ‘Ach HEER, mijn God,’ zei ik, ‘er is nooit iets onreins door mijn keel gegaan, nog nooit in mijn leven heb ik het vlees van een gestorven of verscheurd dier gegeten, nooit heb ik onrein vlees geproefd.’ Daarop antwoordde Hij mij:
‘Goed dan, Ik geef je rundermest in plaats van menselijke uitwerpselen om je brood op te bakken.’
Ook zei Hij tegen mij:
‘Mensenkind, let op! Spoedig zal Ik in Jeruzalem het brood dat het volk staande houdt, schaars maken. Dan zullen ze het brood dat ze eten, moeten afwegen en daarbij door zorgen worden verteerd, en het water dat ze drinken, moeten afmeten en daardoor van wanhoop worden vervuld. Ze zullen door honger en dorst tot wanhoop worden gedreven, ze zullen onder de last van hun schuld wegkwijnen.